Design thinking is een set methodes geïnspireerd op de werkwijze van designers om de behoeften van eindgebruikers op het spoor te komen en daar antwoorden op te bedenken. Het bestaat uit 5 stappen: inleven, definiëren, ideeën bedenken, prototypes maken en testen.
Je inleven
Je inleven is wanneer je in de schoenen van de gebruiker gaat staan om te kijken wat die nodig heeft of wat zijn of haar probleem is. Om bij het voorbeeld van de Georgette te blijven: je bestudeert hoe trekkers eten en wat ze allemaal meenemen in hun rugzak.
Definiëren
Nadat je de gebruikers hebt geobserveerd, definieer je het probleem: ‘drie stuks bestek meenemen is zwaarder en neemt meer plaats in.’
Ideeën bedenken
Als je aan het brainstormen slaat – je gooit er het ene idee na het andere uit, haalbaar of niet – stoot je op den duur vaak op iets bruikbaars. “Als we nu eens een alles-in-één-bestek maken, uitklap- of uitschuifbaar?”
Prototypes maken
In dit stadium maak je van een of twee ideeën een goedkoop prototype om te kijken wat het geeft. Je verfijnt beetje bij beetje je idee, past het aan en maakt nog enkele versies. “Dat bestek moet nog ietsje groter, of misschien moet het hier wat korter of daar wat dikker.”
Testen
Wanneer de prototypes klaar zijn, laat je een groep testgebruikers ermee aan de slag gaan om feedback te krijgen. Zij kunnen je tips geven om het product verder te verbeteren. “Iets kleiner of smaller zou beter zijn.”